Opmerkelijk Nr. 11

8 januari 2024

Uitspraak van de Hoge Raad van 1 december 2023

ECLI:NL:HR:2023:1674

Een benadeelde is gestruikeld over een zogenaamde biggenrug op een parkeerterrein en liep ernstig letsel op. Het Gerechtshof Den Bosch oordeelde dat de eigenaar van het parkeerterrein niet aansprakelijk was omdat er géén sprake was van een gebrek in het parkeerterrein. De Hoge Raad is van mening dat het Gerechtshof bij de beoordeling van de gebrekkigheid van het parkeerterrein onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevaarzettingscriteria die zowel bij art. 6:162 BW als art. 6:174 BW in de overweging dienen te worden betrokken. De Hoge Raad verwijst de zaak naar het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden om de zaak opnieuw te beoordelen en daarbij rekening te houden met de gevaarzettingscriteria.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:HR:2023:1674

 


Stille dekkingen voor cyberrisico in traditionele verzekeringen

Cyberrisico neemt steeds verder toe als gevolg van toenemend gebruik en toepassingsmogelijkheden van geautomatiseerde en computergestuurde systemen. Op een aantal traditionele verzekeringen kan er ‘per ongeluk’ dekking zijn voor schades als gevolg van cyberrisico. Die dekking kan het gevolg zijn van het niet of niet volledig uitsluiten van deze risico’s op verzekeringen zoals de AVB, BAV en BCA, brandverzekeringen en transportverzekeringen.

Het Verbond van Verzekeraars heeft een white-paper ‘Aandachtspunten bij stille dekkingen in traditionele polissen’ uitgebracht. Hierin zijn de zogenaamde stille dekkingen op deze diverse verzekeringen beschreven.

https://www.verzekeraars.nl/media/boylmvia/white-paper-silent-cyber-docx-2.pdf

 


Uitspraak Rechtbank Amsterdam van 22 december 2023

ECLI:NL:RBAMS:2023:8389 en ECLI:NL:RBAMS:2023:8389

Een 68-jarige man en een 65-jarige vrouw zijn vrijgesproken van dood door schuld van hun 8 maanden oude kleinzoon. Het kleinkind overleed twee dagen na een beet van de hond van de grootouders. De rechtbank oordeelde dat de strafrechtelijke schuld van de grootouders niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. In een verklaring van de rechtbank is aangegeven dat als iets gevoelsmatig als schuld aanvoelt er niet per definitie sprake is van strafrechtelijke schuld.

https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Rechtbanken/Rechtbank-Amsterdam/Nieuws/Paginas/Vrijspraak-grootouders-van-dood-door-schuld-kleinzoon-na-hondenbeet-.aspx

Voor wat betreft aansprakelijkheid ligt het anders. De grootouders zouden wel aansprakelijk kunnen zijn op grond van art. 6:162 BW als er sprake is van toerekenbaarheid op basis van schuld in de zin van (enige mate van) verwijtbaar handelen. Dat lijkt in deze casus niet aan de orde.

Maar de grootouders zullen wel aansprakelijk zijn omdat zij de bezitters van de hond zijn. Op grond van art. 6:179 BW is een bezitter van een dier risicoaansprakelijk voor de schade als gevolg van zelfstandige gedragingen van dat dier. Hierbij speelt de schuld van die bezitter géén rol. De schade als gevolg van de gedraging van de hond kan op de grootouders verhaald worden.


Gezellig potje waterpolo

Op 8 maart 2014 raakte tijdens een waterpolowedstrijd een speler B gewond aan zijn hoofd als gevolg van een slag door speler A. Op het moment van de slag was de bal niet bij A en B in de buurt. De gevolgen voor B zijn aanzienlijk. Naast een gebroken kaak claimt B onder meer ook verlies aan arbeidsvermogen.

Het gerechtshof Den Haag buigt zich in dit arrest over de vraag of A aansprakelijk is voor de schade die B heeft opgelopen. Het Hof start met het formuleren van het algemene juridische uitgangspunt voor de beoordeling van letsel tijdens spelsituaties:

Vaste rechtspraak is dat bij het oordeel of een deelnemer aan een sport of een spel onrechtmatig heeft gehandeld door een gedraging waardoor aan een andere deelnemer letsel is toegebracht, voor het aannemen van onrechtmatigheid zwaardere eisen moeten worden gesteld dan wanneer die gedraging niet in het kader van een sport- of spelsituatie zou hebben plaatsgevonden. De reden van deze verhoogde drempel voor aansprakelijkheid is, dat de deelnemers aan de sport of het spel gedragingen waartoe het spel uitlokt, waaronder onvermijdelijk van tijd tot tijd ook misslagen, over en weer van elkaar hebben te verwachten, terwijl gedragingen die overeenkomstig gevaar in het leven roepen, buiten het kader van de sport door de deelnemers aan het maatschappelijk verkeer als regel niet van elkaar behoeven te worden verwacht en mede daarom veelal niet aanvaardbaar zijn.

Vervolgens komt het Hof, in navolging van de Rechtbank op basis van getuigenverklaringen tot het oordeel dat de slag door A opzettelijk was toegebracht en verbindt hieraan het volgende oordeel:

Concluderend overweegt het hof dat onomstotelijk is komen vast te staan dat nadat B en A in een midvoor/midachter duel verzeild zijn geraakt, A in zijn onbesuisdheid een onnodig risicovolle beweging heeft gemaakt, die de indruk maakte van een gerichte klap met een vuist, dan wel de rug van de hand, en die in ieder geval niet is te beschouwen als een (normale, eventueel ongelukkig uitgevoerde) zwembeweging. Zo geen sprake was van een gerichte uithaal, kan A worden aangerekend dat hij bij het maken van deze beweging onvoldoende oog heeft gehad voor (de positie van) B en de kans op het veroorzaken van ernstig letsel door die beweging voor lief heeft genomen. Dergelijk buitensporig gedrag valt buiten de normaal aanvaardbare risico’s van sport en spel en is abnormaal gevaarlijk. B hoefde hierop niet bedacht te zijn.

Het Hof oordeelt vervolgens:

Aangezien het gedrag van A tijdens het incident abnormaal gevaarlijk is geweest, welk gedrag aan de schuld van A is te wijten, en B hierop niet bedacht hoefde te zijn, is sprake van een onrechtmatige daad. A c.s. zijn daarom gehouden om de schade die B dientengevolge heeft geleden, te vergoeden

Het Hof geeft in het arrest terecht ook aan dat A er rekening mee moet houden dat zijn AVP verzekeraar op grond van de opzetclausule in de AVP géén dekking zal bieden.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:GHDHA:2023:2192&showbutton=true&keyword=waterpolo&idx=1

KiFiD en het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden deden uitspraak in verband met (twee verschillende) kwesties waarin door de verzekeringnemer de mededelingsplicht bij het aangaan van de verzekering niet is nagekomen. In beide gevallen heeft de verzekeraar terecht de schadevergoeding geweigerd.


Uitspraak Gerechtshof Arnhem Leeuwarden van 30 november 2023

ECLI:NL:GHARL:2023:10091

Een eigenaar van een auto sluit op naam van een ander een WAM-verzekering voor zijn auto en hij betaalt zelf de premie. Vaststaat dat hij op zijn eigen naam die verzekering niet kon sluiten. Het Gerechtshof stelt dat de eigenaar van de auto in dit geval als ‘bekende derde’ zoals bedoeld in artikel 7:928 lid 2 BW moet worden gezien. Dat betekent dat de mededelingsplicht van de verzekeringnemer ook geldt voor de hem bekende derde wiens belang bij het sluiten van de verzekering gedekt is. Nu deze mededelingsplicht opzettelijk geschonden is, oordeelt het Gerechtshof dat er géén recht op vergoeding van de schade van de door de eigenaar (de bekende derde partij) van de auto geleden schade.


KiFiD uitspraak 2023-0933 van 18 december 2023

De woonhuisverzekeraar heeft geweigerd om een brandschade aan een woonhuis te vergoeden omdat uit onderzoek is gebleken dat de verzekerde consument opzettelijk zijn mededelingsplicht heeft geschonden bij het aanvragen van de verzekering. Als de verzekeraar bekend was geweest met de ware stand van zaken was hij de verzekeringsovereenkomst niet aangegaan. De commissie is van oordeel dat het standpunt van de verzekeraar juist is en dat de verzekeraar terecht de persoonsgegevens van de consument mocht laten opnemen in het Incidentenregister, het Extern Verwijzingsregister en de Gebeurtenissenadministratie.


Opmerkelijk is een uitgave van Bureau DFO ten behoeve van de leden van de DFO Expertisegroep Schadebehandeling. Leden van deze groep houden zich bij financieel advieskantoren, volmachten en schaderegelingskantoren professioneel bezig met het behandelen van schadedossiers. De activiteiten van de DFO Expertisegroep Schadebehandeling zijn erop gericht om de bovenwettelijke deskundigheid en vaardigheid van deelnemers te verhogen en de profilering van het beroep schadebehandelaar te versterken.

Meer informatie over de DFO Expertisegroep Schadebehandeling: https://www.expertisegroepschade.nl: Secretariaat: Martine Verhagen: Expertisegroep@dfobv.nl of tel. 033 – 254 20 29

Terug naar overzicht